Alles is goed.” Maar waarom voel ik dat niet zo?
“Alles is goed.”
Dat is wat veel mensen te horen krijgen na een bloedtest. De waardes zijn normaal, het profiel ziet er prima uit, er is geen reden tot zorg. En toch… blijft dat gevoel. Dat iets niet klopt. Dat je lichaam iets probeert te zeggen dat niet op papier verschijnt.
Dat is precies waar ik steeds opnieuw naar terugkeer. Niet omdat ik wil afwijken van wat gangbaar is, maar omdat ik zie wat er over het hoofd wordt gezien. Want het begint al bij een simpele waarheid: gezonde mensen laten zich niet meten. Wie zich vitaal voelt, meldt zich niet bij de huisarts voor onderzoek. En dus zijn de referentiewaarden die als ‘normaal’ worden gepresenteerd, vaak helemaal niet afgeleid van gezonde lichamen. Ze zijn ontstaan uit gemiddelden van mensen die ziek zijn, of op z’n minst al uit balans.
En dan noemen we dat: normaal.
Dat betekent dat je bloedwaarden misschien wel keurig binnen de lijntjes kleuren, terwijl jouw systeem op de achtergrond al langzaam vastloopt. Je bent niet ziek genoeg voor een diagnose, maar ook niet gezond genoeg om vrijuit te leven. De norm waar je in valt, zegt niets over de veerkracht van je cellen, over hoe goed je lever afvalstoffen verwerkt, hoe je darmen omgaan met dagelijkse belasting, of hoeveel energie je mitochondriën kunnen leveren.
Het zegt alleen dat je nog niet buiten de grenzen valt van een systeem dat wacht tot dingen stuk gaan.
Maar gezondheid gaat niet over schade voorkomen. Gezondheid is iets actiefs. Iets dat beweegt. Een levend evenwicht tussen belasting en herstel, tussen signalen voelen en erop reageren. En precies daar begint mijn manier van kijken. Niet bij ziekte, maar bij functie. Niet bij uitslag, maar bij samenhang. Niet bij het afvinken van lijstjes, maar bij luisteren naar het verhaal dat een lichaam vertelt nog vóór het stilvalt.
Ik zie cliënten die al jarenlang aanvoelen dat er iets niet goed zit, terwijl ze steeds te horen kregen dat het ‘tussen de grenzen’ viel. Grenzen die zijn getrokken op basis van een zieke wereld. Ik werk met mensen die willen begrijpen wat er wél mogelijk is – hoe ze hun biochemie kunnen voeden, hun systeem kunnen herstellen, hun energie kunnen terugwinnen.
Dat vraagt een andere blik. Geen radicaal andere wereld, maar een ander perspectief binnen dezelfde werkelijkheid. Waar we niet alleen meten of iets kapot is, maar kijken of iets nog goed werkt. Waar we preventie niet pas inzetten als het lichaam al signalen uitschreeuwt, maar al eerder – bij het eerste gefluister van vermoeidheid, een onrustige buik, een huid die onverklaarbaar verandert.
En als we op dat moment durven luisteren, durven verdiepen, durven bijsturen – dan ontstaat er ruimte, voor helderheid en voor herstel. Voor echte gezondheid, die niet afhankelijk is van de uitslag van een test, maar voelbaar is in het dagelijks leven.
Dat is waarom ik anders kijk. Omdat ‘alles is goed’ niets zegt, als jij je niet goed voelt. Omdat normaal niet hetzelfde is als gezond. En omdat ik geloof dat het lichaam altijd eerder spreekt dan de cijfers het laten zien – als je bereid bent écht te luisteren.